Vroeger had je Lassie en Flipper op het scherm. Die praatten niet, die zongen niet, die dansten niet. Die waren gewoon hun dierlijke zelve en deden af en toe iets bijzonders. Daarna kwam Bambi, een pratend hert dat probeerde te schaatsen. Iedereen ontroerd. En sindsdien is het hek van de dam in filmland: een sprekende olifant die kan vliegen, een wit konijn dat de klok kan lezen en twee honden die samen spaghetti eten. En het wordt steeds zotter. Ratten die koken, panda’s als kungfumeesters en mieren met dienstplicht. En afgelopen weekend zag Mr T nog een film over een pinguïn die tapdanst.
Wat is het volgende: wombats die snookeren? Kakkerlakken die aan curling doen? Schildpadden die ninja spelen? (Lap, dat laatste bestaat al.) Kijk, fantasie is een zegen, maar ze moeten niet overdrijven. Want uiteindelijk is het toch steeds weer eenzelfde zeemzoet verhaal, maar telkens met een ander beest en een ander kunstje. En voor ge ’t weet, gaat de volgende film over een – pakweg balletdansende – kat in een zak.
(Desalniettemin: best genoten van Happy Feet. Kunnen we die choreografie niet naar het songfestival sturen?)
0 reacties:
Een reactie posten