“Mr T, gij zijt 34, gij verdient goed uwe kost, maar gij leeft nog altijd alsof ge ne student zijt. Zeker als het aankomt op kleren kopen.” Mr T’s persoonlijke shopping assistente kon het niet langer aanzien en sleepte ondergetekende mee de Portobello binnen. Waar we een kostuum kochten. Een degelijk. Een écht.
Mr T vond toch dat de persoonlijke shopping assistente overdreef – wat is er nu mis met kleren afdragen? ’s Anderendaags reed Mr T echter naar zijn werk en aan het voorlaatste rode licht verschoot hij zich een verschot. Ter hoogte van zijn dijen zaten twee gaten in zijn jeans. Nondezjaar. En de gaten waren opvallend genoeg om door beide te kunnen zien dat Mr T een zwarte onderbroek aanhad.
Paniek in ’t kot. Meteen doorgereden, werk voorbij, recht naar de dichtstbijzijnde klerenwinkel. Op de deur stond ‘C&A. Zeker nu’, en daar kon Mr T niet méér mee akkoord gaan. Snelsnel nieuwe broek gekocht en aangetrokken – zo één zonder model, die ge normaal nóóit zou kopen – en naar het werk gecrost. Alwaar vreemd genoeg niemand een opmerking maakte, hoogstens: “Ge ziet er zo opgejaagd uit, Mr T.”
Enfin, de persoonlijke shopping assistente mag volop glunderen. Ze krijgt ten volle gelijk. Mr T zal dan ook zijn kledingbudget optrekken. Want liever een gat in Mr T’s portemonnee dan opnieuw een gat in zijn broek.